Omdat we verschillende ophangingen moeten maken, is een mal een goed uitgangspunt.
Deze maakte ik uit Pertinax (printplaatmateriaal), omdat dit bestand is tegen
hoge temperaturen, niet warmtegeleidend en makkelijk te versnijden en te lijmen
met secondenlijm. We bouwen de mal op uit verschillende lagen, de foto linksboven
toont het resultaat:
De ophanging wordt opgebouwd uit 2 stukjes staaldraad (veerdraad) van 0,5mm
(dunner mag ook), messing H-profiel van 2x2mm en messing rechthoekprofiel van
1x0,5mm. We korten die voorlopig allemaal af op een lengte van 20mm.
Het stukje rechthoekprofiel wordt schuin afgeslepen in een hoek van zo’n
30°. Eén staaldraad krijgt op 4 mm van het uiteinde met een tang
een knikje van ongeveer 10°. De drie delen worden aan hun uiteinden voorvertind
met soldeerpasta. Op enkele millimeter van de kop boren we een gaatje van 0,6mm
in het H-profiel.
Aan één zijde rond het gaatje brengen we wat vertinningspasta
aan en plaatsen het profieltje in de mal. De andere onderdelen worden nu in
de mal geplaatst: de schraagsteun tegen het H-profiel, de rechte staaldraad
door het gaatje, de geknikte staaldraad tegen de eerste draad, zodat ze een
stukje parallel tegen mekaar liggen. We brengen nog een weinig soldeerpasta
aan op de toekomstige staaldraadverbinding.
Van 1mm dikke harskernsoldeer worden twee korte stukjes van 1,5mm gesneden.
Deze worden op de te verbinden delen gelegd, waarna het geheel met een goed
hete soldeerbout verwarmd wordt. Het resultaat is een stevige las. De staaldraadjes
kunnen nu met een (bij voorkeur diamant-)schijfje worden afgekort. Ook de steunarm
met zijn schraag kunnen onder de juiste hoek geslepen worden.
Uit een stukje dunne messingfolie knippen we een stukje van 5mm breed en zo’n
15mm lang. Dit wordt de plaat waarop de ophanging bevestigd wordt. Met een krasnaald
en een goed gedoseerd tikje van een lichte hamer imiteren we daarop enkele bevestigingsbouten.
Deze plaat wordt vervolgens voorvertind. We plaatsen de voetplaat in de mal,
nadat we de uiteinden van de steunarm en zijn schraag met vertinningspasta ingesmeerd
hebben. Het geheel kan nu met enkele stukjes harskernsoldeer stevig verbonden
worden.
Nu kan het stevige geheel uit de mal verwijderd worden, en reeds een eerste
schoonmaakbeurt krijgen. Er zullen immers ongetwijfeld wat harsresten en andere
grove onzuiverheden aanwezig zijn.
Van Sommerfeldt hadden we nog wat isolators van het type 150 in voorraad. Dit
zijn groene DB-types, maar die zijn aan te passen. We halveren ze, en zullen
ze later van een likje verf voorzien. Nu blijkt het voordeel van de veerdraad
en van de stevige soldeerverbinding: de richtstangen kunnen samengeknepen worden,
de isolator er over geschoven. Indien we de staaldraad zouden gelijmd hebben,
zou de verbinding nu gemakkelijk kunnen breken.
Na loslaten veren de richtstangen mooi op hun plaats en houden de isolator
vast. Lijm is hier niet nodig. Het geheel kan nu in een warm sopje schoongemaakt
worden. Na het reinigen en ontvetten kan de ophanging geschilderd worden: de
isolator in matzwart (in dit geval Tamiya XF-1), de rest in een middelgrijze
tint (bijvoorbeeld Polyscale Pacemaker Grey)
Na een zorgvuldige plaatsbepaling op het gewelf boren we een gaatje van 1mm
op de plaats waar de rijdraad moet opgehangen worden. We bevestigen de ophanging
met wat secondenlijm op het gewelf, zo uitgelijnd dat de uiteinden van de richtstangen
1,5 mm voorbij het geboorde gaatje hangen. De ophanging is nu klaar om de bovenleidingdraden
te steunen.
Na een precieze bepaling van de lengte van de rijdraad, maar ook van de afstand
tussen de hoofddraagkabel en de rijdraden, kan een tekening op maat getekend
en afgedrukt worden. In dit geval gaan we meerdere rijdraden in één
keer solderen. In het midden zullen we de draad immers permanent bevestigen
aan onze eerder geplaatste ophanging. De twee tekeningen worden hiertoe netjes
uitgelijnd en met wat tape op een strook MDF-plaat gekleefd. Voor de rijdraad
nemen we 0,7mm dikke draad, voor de draagkabels 0,5mm en voor de hangers 0,3mm.
Als we dit precies zouden omrekenen naar de werkelijkheid is dit veel te dik,
maar we hebben een zekere stevigheid nodig opdat de draad niet zou beschadigd
raken door de pantografen.
Aan de uiteinden van de rijdraad en de hulpdraagkabel wordt een halve lus geplooid
met een binnendiameter van 0,6mm, zodat die vlot over de richtstangen kan geschoven
worden. We lijnen de draad precies uit tegenover de rand van de tekening. We
laten de drie draden netjes de lijn van de tekening volgen, en bevestigen ze
met strookjes schilderstape, en dit met tussenafstanden van 4 cm, op de plaats
van een ontbrekende grote hangdraad.
De hangdraden worden hierover gefixeerd. Neem de stukjes draad lang genoeg,
zodat je ze gemakkelijk kan vastkleven. De te solderen “kruispunten”
worden met wat soldeertin ingesmeerd. Van harskernsoldeer worden weer korte
stukjes (1mm lang) voorgesneden. Door een stukje van dit tin met de punt van
je bout op te pikken, en hiermee onmiddellijk naar de lasplaats te gaan, krijg
je snel een mooi gevloeide en stevige las, die toch niet erg opvalt.
Na dit soldeerwerk kunnen de te lange hangdraden afgeknipt worden. Bijslijpen
is bijna steeds nodig, zeker onderaan de rijdraad. We willen immers niet dat
de pantograaf bij het rijden aan een soldeerlas blijft haken.
De gesoldeerde compounddraad kan nu van de mal gehaald worden en verder geïnspecteerd
op bramen en onzuiverheden. Een poetsbeurt in een warm sopje is de laatste voorbereiding
alvorens we de draad gaan airbrushen. Als kleur kiezen we voor Grimy Black van
Pollyscale, een donkergrijze matte tint. Deze tint zorgt ervoor dat de draad
minder opvalt tegen de achtergrond en dus dunner lijkt.
We kunnen de laatste voorbereidingen maken om de draad op te hangen. We hebben
nog een bevestigingsplaatje nodig voor de verticale isolator. Dit maken we van
een stukje dunne messingfolie van 5x5 mm, waar we in het midden een gaatje van
0,8 mm boren. De hoeken voorzien we via een krasnaald van imitatie bevestigingsbouten.
Het plaatje schilderen we donkergrijs.
Met behulp van een zeer fijn draadje uit een stukje elektriciteitssnoer rijgen
we vervolgens een zwartgeverfde isolator aan dit voetplaatje. Bij onze eerder
gemaakte dubbele rijdraad moeten we, zoals op de foto, dit geheel nu reeds aan
de hoofddraagkabel hangen.
Om hoofddraagkabels weinig opvallend met elkaar te kunnen verbinden gebruiken
we een stukje isolatie van een montagedraad. Op de foto heeft die nog zijn oorspronkelijke
blauwe kleur, maar dit schilderen we achteraf uiteraard bij. Door dit stukje
isolatiekous half over het draadeinde te schuiven en met een drupje secondenlijm
te fixeren, bekomen we een fitting voor een volgende draad. Waar we de rijdraad
dubbel hebben uitgevoerd, kunnen we nu de aangerijgde isolator en voetplaat
door het gaatje in het gewelf steken, de draadjes aanspannen en vastlijmen met
wat secondenlijm. Vervolgens kan de hulpdraagkabel en de rijdraad onder de richtstangen
geplaatst worden. Dit wordt eveneens met een drupje secondenlijm gefixeerd.
Solderen zou hier te riskant zijn: de isolator en naburige gesoldeerde verbindingen
zouden immers kunnen smelten.
Aan de kopse uiteinden van een rijdraad kan je best de lusjes eerst over de
richtstangen haken en lijmen. Daarna kan je rustig de gerijgde isolator en voetplaat
aanspannen en met wat secondenlijm vastzetten.
Onze bovenleiding is klaar voor gebruik. Wat extra verwering laat hem nog realistischer
overkomen. Bezoekers van ons modelbouwproject kunnen een kijkje nemen in de
tunnel, waarbij het lijkt alsof de bovenleiding in de gehele tunnel prototypisch
is aangelegd.
©2007 Gerolf Peeters - aangepast op 01.10.2008 | Zie ook: wissels - seinen |