Dit onderwerp werd (met meer tekst) in een artikel in Modelspoormagazine 44 gepubliceerd.
Voor het etsen had ik wat gereedschap nodig, zoals een etstank. Die zijn te koop voor 300 Euro en meer, maar zelfbouw bleek best mogelijk: Voor zo'n 100 Euro maakte ik een bak die niet moet onderdoen voor vele professionele toestellen. Maar misschien moet ik eerst uitleggen wat etsen nu eigenlijk inhoudt ...
Etsen, zoals
ik het hier bedoel, is het chemisch aantasten van een metaal. Zonder hier
een cursus chemie uit de doeken te willen doen, even een voorbeeldje:
stel dat je een stukje aluminiumfolie in bijvoorbeeld azijn zou leggen,
dan wordt dit na een tijdje ‘opgelost’ door het azijnzuur.
|
Het belichten gebeurt door middel van ultraviolet licht(1) De messingfolie(oranje, 4) met lichtgevoelige laag(blauw) zit tussen twee transparanten(grijs, 3) met de gedrukte zijde (zwart) naar de plaat toe. Het geheel zit ingeklemd tussen twee glasplaten(2) |
Na het belichten gaat de plaat in een ontwikkelvloeistof(1) Van de fotonegatiefgevoelige laag (3) is het blauwe belicht en blijft, het paarse deel verdwijnt onder invloed van de ontwikkelaar. De messingplaat(2) is nu een deel van zijn beschermlaag verloren. |
|
Na het ontwikkelen gaat de plaat in een etsvloeistof (1), waarbij de messingplaat met bescherming(3) intact blijft, terwijl het onbeschermde deel(2) wordt verteerd. |
Op de ontwerptekening kan je de constructie bekijken. De afmetingen (35x15x40
= LxBxH) zijn niet erg kritisch, de hoogte van het apparaat wel: die moet minstens
35cm zijn, en dit om het pompje te beschermen.
Mijn apparaat heeft de volgende eigenschappen:
· 2 transparante, afneembare bakken voor elk een liter ontwikkelaar en
etsvloeistof
· verwarming voor de etsbak tot zo’n 50°C
· regelbare beluchting
· stevige, draagbare en veilige constructie
· ophangsysteem voor plaatjes van diverse afmetingen
· goedkoop (zo’n 100 Euro aan onderdelen)
De benodigde onderdelen:
We beginnen met de montage van de kast met lijm en schroeven. De voorwand wordt afneembaar en dus alleen geschroefd. In die voorwand worden gaten gemaakt voor de schakelaars, en voor de netdraad. Bovenop boor je een gat voor de luchtuitvoer, zijdelings één voor de draad van het verwarmingselement en tenslotte kan je al gaatjes boren voor het handvat. Het geheel kan je schilderen in een kleur naar keuze. Groene verf leek wel fotogeniek, vandaar. Kies echter geen wit, want hierop zie je geen gemorste producten. De verf is nodig om het hout te beschermen en het geheel onderhoudsvriendelijk te maken.
Nu wordt het tijd om de luchtpomp en de terugslagklep te plaatsen. De pomp
wordt ‘elastisch’ geplaatst, en dit om het geluidsniveau ervan te
beperken. We bevestigen die met kabelgespen, maar niet te strak, zodat de rubbervoetjes
niet platgedrukt worden en de kast de trillingen van het pompje niet gaat overnemen
en versterken. De luchtinlaat aan de onderzijde van het pompje moet ook vrij
blijven.
De luchtslangetjes kan je gewoon op de uitlaat schuiven, lijmen hoeft niet.
De terugslagklep, gecombineerd met de hoge plaatsing van de pomp zorgen ervoor
dat er geen vloeistof in de pomp kan sijpelen. Dit zou immers een vroegtijdig
einde van het pompje betekenen. Plaats de klep verticaal en in de juiste richting
(zie foto) en voer de verdere luchtslang door de bovenzijde van onze kast.
Het driewegkraantje kan nu geplaatst worden. Met dit handige kraantje kunnen we de luchtuitvoer naar elke bak afzonderlijk regelen, en kunnen we eventueel wat lucht laten ontsnappen om de pomp niet te blokkeren. Bij niet-gebruik van het apparaat kan je trouwens best de kranen naar de bakken dichtzetten, om geen chemische dampen naar de pomp te laten gaan. Geloof me maar, die kan daar niet tegen…
De elektrische verbindingen kunnen nu gemaakt worden. Het schema toont de aansluitingen: de netspanning wordt door de dubbelpolige schakelaar D, die de hoofdschakelaar is, onderbroken. Eén van de draden gaat eerst langs de glaszekering Z, waarna het verklikkerlampje L stroom krijgt, én het verwarmingselement V. Het verklikkerlampje duidt dus aan dat het verwarmingselement stroom krijgt, en is gedoofd bij een uitgeschakeld apparaat of wanneer het zekeringetje de geest heeft gegeven. De luchtpomp P wordt door de tweede, enkelpolige schakelaar E apart bediend. Omdat we tevens met geleidende vloeistoffen werken (water en elektriciteit zijn geen vriendjes!) zijn de zekering en de dubbelpolige schakelaar echt geen luxe. Sluit mogelijke plaatsen waar vocht kan insijpelen goed af door die dicht te kitten met lijm of siliconen, maar zorg er wel voor dat de pomp nog buitenlucht kan aanzuigen.
De beide bakken kunnen nu van een luchtsteen en een aanvoerslang voorzien worden. Een stukje luchtslang waarin gaatjes geboord worden is ook een mogelijkheid, maar een (best keramische) luchtsteen geeft een fijnere nevel en veroorzaakt minder ‘geweld’ in de bak. De beluchting dient immers alleen maar om een stroming op gang te houden. De luchtsteen komt op de bodem, de slang kan je in een hoek van de bak bevestigen met behulp van een lijmpistool. De warme lijm zorgt voor een degelijke bevestiging en laat toe om snel te werken – de luchtslang wil wel eens tegenspartelen.
Nu rest ons nog de deksels van de bakken onder handen te nemen. Hier moeten
immers de luchtslangen doorkunnen, en ons werkstuk wordt er aan opgehangen.
Met een zaagje snijden we in een hoek wat materiaal weg, zodat de luchtslang
en het verwarmingselement er net door kan.
Met 5mm dikke ronde styreenprofielen maken we enkele houders voor onze werkstukjes.
Tussen twee dergelijke profielstukken, gemonteerd in het deksel, kan telkens
een plaatje geklemd worden. Door de onderste helft ervan in lengterichting ruw
af te schuren tot op de helft van de materiaaldikte, ontstaat een ruw oppervlak
met voldoende ‘grip’ en veerkracht om het werkstuk vast te houden
zonder het te beschadigen.
Om de houders, afhankelijk van de grootte van het werkstuk, in het deksel te
kunnen verplaatsen, boren we enkele nauw passende gaatjes op verschillende afstanden.
Om het deksel toch zijn afsluitende functie te laten houden, snijden we van
de rest van de styreenstrip nog enkele afsluitdopjes.”
Het is tijd om onze zelfgebouwde ets- en ontwikkelbak te vullen. We hebben
hiervoor een maatbeker, een waterkoker, de ets- en ontwikkelproducten (fijnetskristal
van Seno en naar keuze natriumhydroxide) en wat water nodig. Dat laatste lijkt
natuurlijk evident, maar bedenk dat gewoon leidingwater, afhankelijk van streek
tot streek, soms vrij veel kalk bevat. De kalk werkt neutraliserend op de gebruikte
producten en zal daardoor hun levensduur beperken. Gedemineraliseerd (gedistilleerd)
water is dus een betere keuze voor zowel het etsmiddel als de ontwikkelaar.
Om beide producten goed op te lossen doe je dit ook het best in water van zo’n
55 graden. Je hebt hier overigens geen thermometer voor nodig. Wanneer je 500
cc koud water (op kamertemperatuur of frisser) mengt met evenveel pas gekookt
water (iets minder dan 100° Celsius dus), kom je op een temperatuur van
rond de 55 graden uit.
Tijd nu om je wegwerphandschoenen aan te doen en de beide producten voorzichtig
in hun bakjes te mengen. Knip de verpakking open en giet elk poeder langzaam
in het juiste bakje. Om de poeders goed met het water te vermengen, laten we
de bakjes met gesloten deksels nog een kwartiertje nabeluchten.
Nadat dit achter de rug is kan het ontluchtingskraantje opengezet worden en
kan je de luchtkraantjes naar de beide bakken dichtdraaien, we willen immers
geen dampen in het luchtpompje.
©2005 Gerolf Peeters - aangepast op 16.04.2007 | Zie ook: etsen - belichter |